28 December 2006

Wat is een optie ?

Een optie is een recht om tegen een vooraf bepaalde prijs binnen een eveneens van tevoren afgesproken periode een bepaald goed te kopen of te verkopen. Denk bijvoorbeeld aan het kopen van een huis: wie een koopoptie neemt op een huis heeft dat huis in feite nog niet gekocht, maar verzekert zich al wel voor een veelal korte periode van de mogelijkheid om te kopen. Voor dit recht betaalt de optiekoper normaal gesproken een bedrag aan degene die het recht verleent.

Een optie is een afgeleid product, de waarde van de optie is gebaseerd op de waarde van het onderliggende product, de looptijd, de bewegelijkheid van de prijs van de onderliggende waarde en de rente.

Welke soorten opties zijn er ?
Een optie kan gekocht worden, waarmee men voor een bepaalde prijs (de strike of uitoefenprijs) het recht koopt om de onderliggende waarde tegen een bepaalde prijs te kopen (call-optie) of verkopen (put-optie). Men creeert hiermee een long-positie. Het tegenovergestelde van kopen is schrijven, de schrijver heeft niet het recht maar de plicht om te leveren (call-optie) of te kopen (put-optie) tegen de van te voren vastgestelde prijs. Dit wordt een short-positie genoemd.

De basisvormen zijn dus de call-optie en de put-optie, die beide gekocht en geschreven kunnen worden, en dus tot vier verschillende posities kunnen leiden.

Call-opties:

Wie een call-optie koopt krijgt daarmee het recht om een bepaalde onderliggende waarde binnen een gedefinieerde periode te kopen tegen een van tevoren vastgestelde prijs. Voor dit recht betaalt de koper een bedrag dat zowel gebaseerd is op de waarde van het onderliggende goed als op verwachtingen omtrent de waarde van dat goed in de toekomst. Het bedrag waartegen de optie wordt verhandeld is de premie.

Wie een call-optie schrijft oftewel verkoopt verleent daarmee aan de koper het recht om een onderliggende waarde tegen een van tevoren vastgestelde prijs te kopen. De uitschrijver ontvangt als compensatie een bedrag per optie. De schrijver van de optie gaat bovendien zelf een verplichting aan de onderliggende waarde ook te leveren als daarom door de optiehouder gevraagd wordt.

Wanneer aan het eind van de looptijd (bij expiratie) van de optie de handelsprijs van de onderliggende waarde onder de afgesproken prijs ligt, zal de optie geen waarde meer hebben. Men kan immers zonder de optie goedkoper aan de waarde komen dan met de schrijver van de optie is afgesproken. Ligt de prijs echter hoger dan de op de optie vastgelegde prijs, dan zal de optiehouder bij de schrijver komen om zijn rechten uit te oefenen.

Put-opties:

De koper van een put-optie heeft een recht gekocht om een onderliggende waarde tegen een van tevoren afgesproken koers te verkopen. Iemand die bepaalde aandelen heeft en deze wil houden kan zich door koop van een geschikte put-optie dus "verzekeren" van de waarde van zijn aandelen gedurende de looptijd van de optie. Voor deze verzekering betaalt de koper een bedrag.

De verkoper van een put-optie verplicht zich een onderliggende waarde af te nemen tegen een van tevoren afgesproken prijs. Als vergoeding ontvangt de schrijver van de koper het premiebedrag.

Wanneer aan het eind van de looptijd (bij expiratie) van de optie de handelsprijs van de onderliggende waarde boven de afgesproken prijs ligt zal de optie geen waarde meer hebben. Men kan immers zonder de optie de waarde duurder verkopen dan met de schrijver van de optie is afgesproken. Ligt de prijs echter lager dan de op de optie vastgelegde prijs, dan zal de optiehouder bij de schrijver komen om zijn rechten uit te oefenen.

Amerikaanse opties en Europese opties:

Amerikaanse opties zijn opties die leiden tot fysieke levering: Wanneer op de afloopdatum de koers van het aandeel lager staat dan de afgesproken koers (strike) dan zal de koper van de put optie deze uitoefenen en dus de aandelen tegen de afgesproken prijs verkopen aan de verkoper van de optie.

Europese opties worden contant afgerekend. Wanneer het aandeel (of index) lager staat dan de afgesproken koers krijgt de koper het koersverschil tussen de strike en de lagere beurskoers op moment van afloop. Dit systeem is met name populair voor opties op indices omdat het overdragen van 25 verschillende aandelen met hoge kosten gepaard zou gaan.

Wat is de waarde van een optie ?
Om een optie te kunnen kopen moet een bepaald bedrag betaald worden, de optiepremie. De schrijver van de optie berekent de optiepremie op basis van een vijftal factoren. Uitgangspunt is dat het schrijven van opties een winstgevende activiteit dient te zijn, de optiepremie moet dus dekkend zijn tegen mogelijke verliezen. Eigenlijk moet je zeggen, dat de optiepremie zo hoog is dat het risico dat de optie uitgeoefend wordt klein is. En dus: hoe groter het risico, hoe hoger de optiepremie.

De factoren die de optiepremie bepalen:

-looptijd: hoe langer de looptijd, hoe groter de kans dat een bepaald de onderliggende waarde door de strike heen komt, hoe hoger dus de premie.
uitoefenprijs of strike: hoe kleiner het verschil tussen uitoefenprijs en koers van de onderliggende effecten, hoe groter het risico, hoe hoger de optiepremie.
prijs van de onderliggende waarde: een hoge onderliggende waarde levert een relatief hogere optiepremie.
-rentestand: de rente is van invloed omdat voor het schrijven van de optie een bepaalde zekerheid aangehouden wordt, waarvoor geld nodig is (dat geleend wordt tegen een rente of niet uitgeleend kan worden tegen die rente).
-volatiliteit: volatiliteit is de beweeglijkheid (omhoog en omlaag) van het aandeel. Hoe volatieler de waarde van de onderliggende effecten, hoe groter de kans dat de optie gedurende de looptijd een keer door de uitoefenprijs heen gaat, hoe hoger de optiepremie.

Ontwikkeling van de waarde van een optie afgezet tegen de koers van de onderliggende waarde

Een optie heeft een intrinsieke waarde wanneer de beurskoers boven de uitoefenprijs ligt bij een call-optie of wanneer de beurskoers onder de uitoefenprijs ligt bij een put-optie. In de grafiek hiernaast: bij een uitoefenprijs van 20 euro heeft de optie een intrinsieke waarde vanaf die 20 euro. De waarde is echter tot 24 euro nog negatief, omdat de optiepremie 4 euro is. Maar omdat de premie al betaald is, zal de optie vanaf deze koers wel uitgeoefend worden, tot 24 euro om het verlies te beperken, en pas boven 24 euro om de winst te incasseren.

Voor de verhouding tussen de intrinsieke waarde en de koers van de onderliggende waarde worden een drietal termen gebruikt:

-in-the-money: de optie heeft intrinsieke waarde, de koers ligt boven de uitoefenprijs (call-optie). is het verschil groot, dan is de optie deep-in-the-money.
-at-the-money: de beurskoers is exact gelijk aan de uitoefenprijs
-out-of-the-money: de optie heeft geen intrinsieke waarde, de koers ligt bij een call-optie onder de uitoefenprijs.

No comments: